Brief aan de nieuwe Vlaams Bouwmeester

Open brief  
Peter Vanden Abeele, stadsbouwmeester  
10 Juli 2025

Deze tekst verscheen in De Standaard op 10 juli 2025

Beste Vlaams Bouwmeester,
Beste Véronique,

U werd net aangesteld als nieuwe Vlaams Bouwmeester. Proficiat, en tegelijk: sterkte. Het is geen makkelijke klus waarvoor u uw hand opsteekt. Maar dat wist u wellicht al. Met deze brief wil ik u niet op andere gedachten brengen – daarvoor is het te laat – maar u welkom heten in een functie die, mits goed ingevuld, niet alleen ruimtelijke kwaliteit, maar ook levensvreugde kan brengen.

U stapt in op een bijzonder moment: u vervangt nu Erik Wieërs op het Vlaamse niveau, maar ook in het Brussels Gewest zwaait Kristiaan Borret af, in Antwerpen komt de stoel van Christian Rapp vrij. Alleen in Gent blijven we op post. Ik schrijf u dus niet als sollicitant, maar als collega die hoopt op versterking.

Ik wil graag en voorzichtig enkele bedenkingen delen. Niet als les, en zeker niet vanuit mijn bescheiden positie – een stadsbouwmeester opereert nu eenmaal op een ander niveau dan een Vlaams Bouwmeester – maar als uitnodiging tot gesprek. Want de uitdagingen zijn bekend: woningnood, ruimtedruk, klimaatverandering, juridisering. In die context is het bouwmeesterschap geen luxe, maar bittere noodzaak. En tegelijk geen neutrale opdracht. Een bouwmeester moet positioneren. Niet als esthetisch geweten dat af en toe iets vindt van een gevelsteen. Ook niet als verheven expert die zich schuilhoudt in de marge. Maar als iemand die strategisch ruimte maakt – voor ontwerp, samenwerking én conflict. Die het publieke belang verdedigt, en tegelijk mee herdefinieert. Die boven het projectniveau uitstijgt, maar ook voeling houdt met plek, proces en context.

En, als het even kan, iemand die het vakgebied meerstemmiger maakt. Eerlijk: we zijn er nog lang niet. Dat zeg ik als blanke man van 45, met blauw kostuum en architectenbril. Ik ben dus oprecht blij dat u, na zes mannen, eindelijk eens een vrouw bent. Niet om het vak te diversifiëren voor de vorm, maar omdat ik ervan overtuigd ben dat een bouwmeester met een andere geleefde ervaring uiteindelijk leidt tot architectuur waarin meer mensen zich kunnen herkennen. Misschien heeft u geen architectenbureau gerund, maar dat hoeft niet. Ook ervaring in de bredere architectuurcultuur kan van grote waarde zijn. U kent het klappen van de zweep op beleidsmatig vlak door en door, en die achtergrond komt voor bouwmeesters meer dan ooit van pas. Het bouwmeesterschap vraagt niet één vast profiel, maar visie en voeling met het publieke belang.

Bloembakgevel

Vanuit Gent wil ik ook het belang van stedelijkheid blijven onderstrepen. De jarenlange focus op stadsvernieuwing bracht veel goeds, maar stootte ook op haar grenzen: fysieke opwaardering leidde niet altijd tot sociale vooruitgang en problemen verschoven naar de rand. Intussen wordt het stedelijke project inclusiever, wat hoopgevend is. Tegelijk zie ik hoe de Vlaamse blik stilaan weer naar het buitengebied verschuift – begrijpelijk, maar riskant, want de stad is nog lang niet af. Ze blijft de plek waar maatschappelijke vraagstukken scherp aan de oppervlakte komen. En dus ook de plek waar het debat over ruimte moet worden gevoerd.

Dat publieke gesprek verdient steun. De rel rond de ‘bloembakgevel’ van het Voka-gebouw in Gent, waarbij een groep architecten zonder medeweten van Voka een vergunning kreeg om de gevel te verbouwen, maakt dat pijnlijk duidelijk. Er was veel commotie, maar weinig reflectie rond de kern van de zaak: hoe bouwen we publieke gebouwen die niet alleen voldoen aan de norm, maar ook betekenis toevoegen aan het stadsbeeld? Wat is de rol van de architect? Daarom hebben we het initiatief Bouwaanvraag ondersteund. Geen campagne tegen, maar een uitnodiging aan de stad, tot een rijker gesprek over de betekenis van bijzondere plekken. Helaas werd die uitnodiging niet opgepikt en verschoof de discussie naar de vraag wie überhaupt recht van spreken heeft.

Wat me in die Voka-saga nog het meest verbaasde? Hoe vlot de bloembakgevel een vergunning kreeg. In tijden waarin bouwen steeds moeilijker wordt, is dat een huzarenstuk. Overheden én privéontwikkelaars kreunen, processen slepen aan, regelgeving stapelt zich op, tegenstand groeit. Het bouwmeesterschap is ontstaan in een andere tijd. Toen Bob Van Reeth het ambt uittekende, was architectuurkwaliteit de inzet. Die koppelde hij terecht aan publiek opdrachtgeverschap. Vandaag staat net dát opdrachtgeverschap onder druk. De ontwerpkwaliteit is er – Vlaanderen barst van het talent – maar het risico groeit dat we niet meer krijgen gebouwd wat we kunnen bedenken.

Unieke aanpak

Daar wil ik samen met u op wegen. Niet alleen door te pleiten, ook door te handelen. In Gent doen we dat op onze schaal, met de middelen en slagkracht van een stad. We werken aan toekomstbeelden voor de stad, die we laten landen in sterke architectuurprojecten. Daarvoor is het cruciaal dat elke opdracht bij de juiste ontwerper terechtkomt – iets waar we hard op inzetten via gestroomlijnde aanstellingsprocedures. En we bekronen dat alles graag door goede architectuur zichtbaar te maken en te vieren. Niet uit ijdelheid, maar om het gesprek over de stad levend te houden – ook buiten het vak.

U merkt het: bouwmeester zijn is zoeken. En ook een beetje delen. Daarom twee voorstellen.

Laten we een onafhankelijk en regelmatig overleg opzetten tussen bouwmeesters. Onze opgaven overlappen, onze instrumenten zijn versnipperd. Het zou al veel zijn als we dezelfde woorden zouden gebruiken voor dezelfde dingen.
Laten we ons verhaal sterker brengen, ook internationaal. De bouwmeesteraanpak is uniek: onafhankelijk, ontwerpgericht, ingebed in het beleid. Dat mogen we tonen, zonder valse bescheidenheid. En als we dat samen doen, vanuit onze verschillende plekken, zijn we overtuigender.

Met collegiale groet,
Peter Vanden Abeele
Team Stadsbouwmeester Gent